Contentmarketing lessen van Beppe
Maak het kleine groot. Door het grote klein te maken. Een waardevolle les over contentmarketing en storytelling die ik leerde als 11-jarige van mijn beppe.
Jij hebt het vast ook moeten maken op je lagere school. Een werkstuk over de Tweede Wereldoorlog. En die opdracht is -in groep acht- nog steeds populair, merkte ik toen mijn dochters (nog) op de lagere school zaten.
Ik ging voor mijn werkstuk naar mijn beppe. Die vertelde altijd mooie verhalen over de Tweede Wereldoorlog, hoorde ik van mijn ouders. Zij had de oorlog meegemaakt als jonge boerin -dertiger, vier jonge kinderen- toen ze nog in Echten vlakbij het Tjeukemeer woonde. Dus belde ik haar, en vroeg of ik haar over de Tweede Wereldoorlog mocht bevragen. Dat vond zij best.
Dus ging ik op een herfstige woensdagmiddag naar haar toe. Met een schriftje en schrijfgerei in mijn pukkel op de fiets naar Rottum waar zij woonde. Via de Rottumerweg in Heerenveen -waar ik ben opgegroeid- alsmaar rechtdoor, de Engelenvaart over, waarna de Rottumerweg een andere naam kreeg.
Niet meer dan een kwartier fietsen, denk ik. Maar voor een elfjarig jongetje op een vouwfietsje een heel eind.
Beppe zat in de keuken op mij te wachten. Daar rook het zoals altijd naar soep’n brij (gortepap). Ik kreeg een mok thee en ging met mijn bic in de aanslag vol verwachting tegenover haar zitten.
“Nou beppe”, vroeg ik. “Kunt u mij wat vertellen over de Tweede Wereldoorlog?”
Mijn beppe keek rechts over haar schouder uit het raam -alsof daar iets interessanters gebeurde- wendde zich weer tot mij en antwoordde rustig met Friese dictie: “Ach jongen, die Duitse jongens, die konden er toch ook niks aan doen.”
En toen zweeg ze, nam een slok thee, vouwde haar handen samen en keek opnieuw naar buiten.
Ik knapte vanbinnen. Wist niet wat te doen.
Waar waren die spannende oorlogsverhalen waarover mijn vader en moeder hadden gesproken, en waarom vertelde zij die niet aan mij. Had ik iets verkeerds gedaan? Had ik iets verkeerds gevraagd.
Mijn werkstuk. Over een week moest ik dat inleveren. Dit ging niet goed. Ik kon wel janken.
Bedrukt nam een slokje thee, en keek verveeld om me heen. Langs kasten, ramen en muren.
Ik zag de scheurkalender met elke dag een nieuwe Bijbelse overdenking; een deur waarachter een trap naar de voorraadkelder leidde; een grote kast met serviesgoed, en een kleiner kastje met een petroleumstelletje en andere keukenspulletjes voor dagelijks gebruik.
In de vensterbank stonden ingelijste foto’s van vooral oudere mensen die even streng als ongelukkig in een camera keken. Daartussen ontwaarde ik een jong gezin met twee jonge kinderen die -wel- vrolijk en ontspannen naar een fotograaf lachten.
“Beppe”, vroeg ik. “Wie zijn die mensen op die foto. Die zijn veel jonger dan de anderen die daar staan.”
Beppe bekeek de vensterbank, en er kwam een lachje op haar gezicht.
“Ja”, zei ze. “Dat zijn Sarah en Sam met hun kinderen. Die wonen nu in Parijs.”
“Parijs?”
“Sarah zat met haar familie ons in het dorp, tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
“Tweede Wereldoorlog? Bij jullie in de boerderij”, vroeg ik.
“Het waren Joodse mensen uit Amsterdam, die bij ons in het dorp waren ondergedoken. Verstopt in een schuur op een wandelpad langs een van de oude turfvaarten, zoals er meer Joodse mensen zaten ondergedoken rondom Echten. “
Mijn hart maakte een klein juichsprongetje.
“Wie was Sarah dan”, vroeg ik, “en waarom zaten er dan zoveel mensen bij jullie in de buurt ondergedoken?”
Beppe begon te vertellen, en ik kreeg steeds meer rode schrijfwangen naarmate ze meer verhalen en anekdotes ophaalde. Over Sarah en de vele Joodse onderduikers die in Echten zaten ondergedoken, dat in de die tijd ook wel ‘Het Jeruzalem van het Noorden’ heette.
Sarah was na de oorlog met haar familie vaak in het dorp terugkomen, vertelde Beppe, en zij was met Sarah bevriend geraakt. Later was zij met Sam getrouwd naar Parijs verhuisd.
Vlak voor het donker kwam ik thuis. Met een hoofd vol verhalen. En met een wijze les waarvan ik als journalist nog jaren profijt zou hebben.
Stel mensen geen vragen over een groot abstract onderwerp. Dan weten ze niet waar te beginnen. Dan weten ze niet wat te vertellen. Hak dat onderwerp als een worst in kleine plakjes en verdeel dat in woorden die je kunt zien of vasthouden.
In het geval WO II: Duitse soldaten, onderduikers, verzetsmensen, Canadese soldaten, Bevrijdingsdag, dorpsbewoners, vluchtelingen, Hongerwinter, verraders, en bedenk voor elk van die woorden een narratieve prikkelvraag, een vraag die een verhaaltje in plaats van een kort antwoord oproept.
“Kun je omschrijven op welke plek die Joodse mensen zaten ondergedoken?"
“Wat voelde je toen je hoorde dat er oorlog was?"
“Die Duitse soldaten, hoe zagen die jongens eruit?"
“Wie waren in Echten voor de Duitsers, en wat vonden de andere bewoners daarvan?”
"Wat aten jullie tijdens de Hongerwinter?”
"Kun je vertellen wat je deed toen de eerste Canadezen in het dorp kwamen?"
"Kun je omschrijven wat jullie deden op Bevrijdingsdag?”
Maak het grote klein, door het kleine groot te maken.
Al die vreselijke cijfers en getallen over de Jodenvervolging tijdens Tweede Wereldoorlog, nee, die vertellen kinderen en ouderen niet het verhaal over de Holocaust.
Data leven niet. Data hebben geen gezicht. Het verhaal over de jodenvervolging leren miljoenen kinderen en ouderen van Anne Frank. In haar dagboek komen al die cijfers en grafieken in een persoonlijk verhaal bijeen.
Al die vreselijke cijfers en getallen over de oorlog in Oekraïne. Die raken en beraken je na verloop van tijd niet meer. De foto van de gedode vluchtende Oekraïense familie Perebyinis deed dat wel.
Daar liggen ze, dood op straat in Irpin, een voorstad van Kiev, tussen hun koffers en de draagtas van hun kat. Tatiana (43), Mykyta (18) en Alisa (9), met een vrijwilliger die hen hielp bij de vlucht.
Haar man/hun vader Serhiy Perebyinis was al eerder de voorstad van Kiev ontvlucht en wachtte op zijn gezin in het Oosten van het land. Hij zag de foto’s van zijn gedode familie op Twitter voorbij komen.
Zij konden niet eerder weg, vertelde hij, omdat ze voor zijn zieke schoonmoeder moesten zorgen. Nadat een bom hun appartement had geraakt, wilden ze weg uit Irpin. Dat lukte ze niet.
De Russische dictator en massamoordenaar Stalin zei: ‘Een dode is een tragedie, een miljoen doden een statistiek.’
Geef statistieken een gezicht. Maak het grote klein, door het kleine groot te maken.
Dank je wel nog, Beppe.
Make love, not content.