Rapunzel in de bestuurskamer
Niks louter voer voor kinderen. Sprookjes kun je als storytelling heel goed gebruiken in de bestuurskamer. Aldus de befaamde managementgoeroe Manfred Kets de Vries. Over wat leiders kunnen leren van Klein Duimpje en Sneeuwwitje en hoe je vijf grootste gevaren van leiderschap kunt terugvinden bij Hans Christian Andersen. ‘Sprookjes resoneren bij leidinggevenden in elke context, ook in de directiekamer.’
Hij wil steeds duurdere kleren dragen. Het beste is voor de ijdele keizer niet goed genoeg. Op een dag beveelt hij zijn kleermakers een gewaad te maken van een ‘stof die niet bestaat’.
Een paar rondreizende kleermakers horen van zijn verzoek. Ze bellen aan bij het keizerlijk paleis en vertellen dat zij een stof hebben die alleen zichtbaar is voor hele slimme mensen. Onzin natuurlijk, maar de twee slimme kleermakers weten ook dat niemand uit de hofhouding hardop tegen de keizer durft te zeggen dat ze de stof helemaal niet kunnen zien. Omdat ze allemaal een beetje bang voor hem zijn.
De kleermakers gaan dan ook vrolijk voor de keizer aan de slag -in het eggie doen ze helemaal niks, ze drinken en eten er gewoon even lekker op los.
Na enkele dagen komen ze met veel bombarie tevoorschijn om de keizer aan te kleden met een pak dat alleen slimme mensen kunnen zien.
De keizer kijkt in de spiegel, aarzelt even, want ja, hij ziet zichzelf in zijn blootje, maar nee, natuurlijk is hij niet dom, hij heeft iets prachtigs aan. Bovenal reageren de kleermakers te verrukt. Ook de eerste minister zegt dat het kleed hem prachtig staat! Net zoals iedereen aan het hof; de hovelingen prijzen zijn nieuwe kleren de hemel in. Hij besloot dan ook fier over straat te flaneren, in zijn nakie dus. Maar niemand durft iets te zeggen, totdat een kind roept: “Hee, kijk, de keizer loopt in zijn blootje!”
Iedereen houdt de adem in, maar al snel roept iedereen het. Dommeriken, weet hij, wat een onnozel volk. Hij wandelt trots verder. Met achter hem twee dienaren die een sleep dragen die er niet is. Als hij terugkomt in zijn paleis, ontploft hij in razernij. De twee kleermakers zijn allang met veel geld vertrokken.
Sprookje metafoor voor leiders
Het sprookje ‘De nieuwe kleren van de keizer’ is een prachtige metafoor voor groepsdruk. Voor tunnelvisie. Voor angst om leiders tegen te spreken. Het zou een onderdeel van elke managementtraining moeten zijn. Zoals leiders veel van sprookjes kunnen leren, vindt de befaamde managementgoeroe Manfred Kets de Vries. Want sprookjes hebben altijd een boodschap. Vertellen over normen en waarden, en leren over universele thema’s zoals goed en kwaad, geluk en verdriet, diefstal en leugen, licht en duisternis.
Kets de Vries weet. Elk sprookje volgt min of meer hetzelfde pad. Gaat over een hoofdpersoon met een verlangen. En dat is belangrijk: wij lezers moeten ons wel in die hoofdpersoon kunnen verplaatsen. Okay, soms is hij een prins of prinses, maar toch, de hoofdpersoon heeft iets menselijks, iets herkenbaars. Hij of zij is niks geen superheld, maar een mens van vlees en bloed.
Om zijn verlangen, zijn wens, te realiseren moet de hoofdpersoon flink wat hobbels overwinnen om uiteindelijk te slagen –een reis die voert door een land vol avontuur, met schurken, reuzen en andere nare types, pikzwarte bossen en eindeloze woestijnen of verraderlijke bergen vol enge beesten en ander ongemak.
O ja, er komt ook nog een boef (een slechte stiefmoeder of ander naar mens met slechte inborst) en een mentor (een fee, stoere knul of sprekend dier) voorbij die de hoofdpersoon net dat laatste beslissende zetje richting de grande finale geeft.
Daar krijgen de slechteriken alsnog hun verdiende loon en wacht een beloning of huwelijk met een prins of prinses. In ieder geval keert de hoofdpersoon gelukkig en gelouterd terug naar zijn vertrouwde wereld. Veranderd en verrijkt. Hij zal nooit meer hetzelfde zijn.
Sprookjes en storytelling
Gek toch eigenlijk. Wanneer je het einde van een sprookje eigenlijk al weet, wanneer je die hele sprookjes santenkraam vooraf al kunt invullen, waarom zou je dan nog naar een sprookje luisteren of kijken.
Dat heeft alles te maken met luiheid, schrijft Kets de Vries in ‘Fairy Tales for Executives, Story Telling as a Catalyst for Change’. Als je de lijn van een verhaal herkent, kun je de onderliggende boodschap sneller tot je nemen -een wijze les, een handige take away of andere need to know. Simpelweg, omdat je niet wordt afgeleid door de structuur van dat verhaal. En dat is fijn, en dat is makkelijk.
Dus niks geen gewichtige literaire structuren, vijflaagse symboliek of ingewikkelde karakters. Meer plat als in sprookjes kun je hoofdpersonages niet krijgen. Dat maakt die identificatie ook eenvoudig. De personages in sprookjes zijn eenvoudig, slim, lelijk, mooi, arm, rijk, slecht of goedhartig. Ze zijn jonkvrouw, houthakker, koning, koningin, kobold of grote boze wolf of dragen symbolische namen als Roodkapje, Sneeuwwitje of Boze Stiefmoeder. En ze leven in een abstract land hier ergens ver vandaan.
Door die eenvoudige verhaalstructuur, de eendimensionale karakters en de onderliggende boodschap fungeerden sprookjes jarenlang als lesmateriaal over normen en waarden voor kinderen. Zo heet het.
Ik heb het mijn kinderen nooit gevraagd. Maar de kinderpsycholoog Bruno Bettelheim weet het zeker. In zijn boek ‘The Uses of Enchantment: The Meaning and Importance of Fairy Tales’ suggereert hij dat sprookjes existentiële drama’s zijn waarin kinderen onbewust worden geconfronteerd met hun eigen problemen en verlangens op het pad naar volwassenheid en -hatsjikidee- dat schijnt therapeutisch voor hen te werken. Dankzij Rapunzel of Sneeuwwitje hebben ook mijn dochters volgens Bettelheim geleerd hoe ze psychologische conflicten kunnen overwinnen en aldus kunnen groeien als mens.
Je moet sprookjes dus eigenlijk zien als een soort therapie.
Fraaie kindertherapie. Ineens zie ik weer die jager die de arme Sneeuwwitje in het bos moet vermoorden. Orders van de koningin die te stinkend jaloers op haar stiefdochter is. Als bewijs moet hij de lever en longen van Sneeuwwitje meebrengen. Nee, gilt de jager wanhopig. Dat kan ik niet. Hij doodt een jong wild zwijn en neemt daarvan de lever en longen mee en vertrekt. Sneeuwwitje blijft alleen achter en dwaalt urenlang in het griezelig donkere bos waar zij bijna bibbergek wordt van de angst.
Therapeutisch, ik zou eerder zeggen vreesopwekkend.
Mijn kinderen waren jarenlang doodsbenauwd als we ’s avonds langs een pikdonker bos liepen. Mijn jongste dochter vertelde me dat ze heel lang geen appel durfde te eten, omdat Sneeuwwitje daarin bijna was gestikt.
Mijn andere dochter vertelde me dat ze vroeger bang was dat wij haar en haar zusje zouden achterlaten in het bos. Duidelijk een gevalletje van een overdosis Hans & Grietje.
Verstikking, moord, verlatingsangst, en ja hoor, het kan allemaal nog erger. In sprookjes hangt niet bepaald de geur van Barbapapa. Veel zijn de afgelopen verdisneyficeerd, gehuld in Hollywood-decors, en daarmee van een groot deel van hun ruwe randjes, complexiteit en sensualiteit ontdaan. Maar dan nog, een avondje Harry Porter doet minder een aanslag op de tere kinderziel.
Sprookjes voor de bestuurskamer
Sprookjes zijn oorspronkelijk ook helemaal niet bestemd voor kinderen. Ze zijn bedoeld als levenslessen voor volwassenen. Om onze diepste geheimen en angsten te beteugelen. Ons te wapenen tegen toekomstige malheur. Ons te leren over menselijke zwakheden en universele thema’s.
Kets de Vries: ‘Sprookjes zijn gecodeerd met spirituele en morele lessen voor ons allemaal. Helpen ons te begrijpen dat een conflict wordt gevolgd door een soort oplossing. Ze leren ons dat er altijd een uitweg is. Zo bieden ze ons een vangnet. Door middel van sprookjes vormen we een concept van hoe de wereld werkt, en wat onze plaats in deze wereld zou moeten zijn’.
Dat maakt sprookjes ook zo geschikt voor de bestuurskamer, meent Kets de Vries. Van de archetypische personages uit sprookjes kunnen leiders leren wie ze zijn of zouden willen zijn.
Lees ‘De wens van Koning Midas’. Die hebberige koning wil supergraag dat alles wat hij aanraakt verandert in goud. Maar wat gebeurt. Hij kan daarna niks meer drinken en eten. Hij kan zijn eigen geliefden niet meer knuffelen. Alles, echt alles wat hij met zijn vingertoppen beroert, verandert in goud. O wee, wat was hij diep verdrietig. Zoals hebzucht altijd zorgt voor ongeluk.
Leer van Klein Duimpje hoe hij de reus met steeds weer een slimme zet een loer draait. Rapunzel heeft een droom, en ja, die wil zij waarmaken. Door letterlijk uit haar toren te stappen. ‘De koningin uit Sneeuwwitje kun je zien als een ouder wordende leider die worstelt met generatienijd en die maar niet kan loslaten’, zegt Kets de Vries. En ja, er bestaan in de boardroom heel veel leiders zonder kleding. ‘Ze kunnen intimiderend en zelfs angstaanjagend zijn, maar als je ze nauwkeuriger bestudeert, zie je dat hun macht en autoriteit geen inhoud heeft’.
Vijf gevaren van leiderschap
Kets de Vries gebruikt sprookjes dan ook dolgraag in de bestuurskamer, ja, echt waar. Omdat ze zo nuttig zijn. Veel van de levenslessen uit sprookjes van Hans Christian Andersen, de Gebroeders Grimm en Charles Perrault illustreren de vijf grote ‘gevaren’ van leiderschap. ‘Het eerste gevaar waar veel leiders vatbaar voor zijn, is gebrek aan zelfkennis.’ Gevaar nummer twee is overmoed. ‘Veel leiders worden te arrogant en verliezen het contact met de realiteit.’ Het derde gevaar is het onvermogen van een leider om het beste uit mensen te halen. Ze weten niet hoe ze mensen beter kunnen maken. Het vierde: leiders kunnen geen goed functionerende teams creëren. Ze omringen zich met ja-zeggers in plaats van met mensen die de sterke punten hebben die zijzelf missen. ‘Het vijfde gevaar is het creëren van een organisatorische goelag’. Leiders zorgen niet voor een veilige werkomgeving, maar bouwen een fort waar medewerkers elkaar manipuleren en vuile spelletjes spelen. ‘Waarom zijn er zoveel werkplekken waar mensen onderdrukt worden?’
Deze vijf leiderschapsgevaren kun je dramatiseren via sprookjes, schrijft Kets de Vries. ‘De moraal van die verhalen kun je zien als waarschuwing voor wat er mis kan gaan voor mensen in een leidinggevende positie.
Het lezen van sprookjes met open oren en een open hart kan leiders helpen begrijpen wat ze beter en anders kunnen doen’. Maar nogmaals, dan moeten ze zich daarvoor wel openstellen. ‘Hoe voel jij je door het verhaal? Is er iets in het verhaal dat een snaar raakt? Herken je een van de personages? Herken jij een van de uitdagingen?’
Sprookje gaat over persoonlijke transformatie
Niemand van ons is ooit te oud om te geloven in de magie van deze verhalen die blijven resoneren in de menselijke psyche, meent Kets de Vries. Zelfs niet ‘de meest geharde leidinggevenden’. Omdat ze hen waarschuwen voor wat er op hun positie mis kan gaan. In andere sprookjes leren ze over hoop. ‘Het lezen van sprookjes met open oren en hart kan leiders helpen begrijpen wat ze beter en anders kunnen doen’.
Want daar gaat een sprookje vooral over. Over persoonlijke transformatie. Over groei. Alle hoofdpersonen ondergaan op de een of andere manier een verandering.
Als jij je lelijk voelt, kun jij je mooi voelen. Als jij je machteloos voelt, kun jij je krachtig wanen. Je bent misschien arm, maar kunt rijk worden. Hoe vreselijk het kwaad, het goede overwint. Hoe ellendig het vooruitzicht, hoe groter de tegenslag, het licht gaat straks schijnen. En als je slim, eerlijk, genereus, bescheiden en vriendelijk bent, zul je slagen, zelfs als alle hoop lijkt verdwenen. Die persoonlijke transformatie is mogelijk voor ons allemaal. En dan leven we ‘nog lang en gelukkig’.
Managers in moderne sprookjes
Kets de Vries ziet bestuurders en managers als de helden en heldinnen van hedendaagse sprookjes. Gezien de fantasieën die we neigen te projecteren op mensen in machts- en gezagsposities. Ook leiders verlaten hun gelukkige -of onrustige- huis om moeilijke uitdagingen te overwinnen. Als koningen en keizers ‘moeten ze hun mensen leiden om de concurrentie of vijand te overwinnen en de harmonie binnen de organisatie of de samenleving te bewaren. Het zijn kooplieden van hoop. Ze spreken tot de collectieve verbeeldingskracht van hun mensen om een groepsidentiteit te creëren. Omgekeerd zullen disfunctionele leiders hun organisatie of de samenleving naar chaos voeren, hun mensen in ellende en ontbering storten en zorgen voor veel onenigheid’.
Sprookjes zijn handzaam om de raadsels van leiders te ontcijferen, zegt Kets de Vries. Geven een goed beeld van de uitdagingen van leidinggevenden. ‘Deze verhalen kunnen een grotere impact hebben dan de inhoud van conventionele boeken over leiderschap, waarvan de meeste je in slaap doen sukkelen in plaats van je te plezieren en te raken en universele waarheden aan te leren’.
Hij ziet ook overeenkomsten tussen gebeurtenissen in de sprookjeswereld en wat er gebeurt binnen bedrijven en organisaties. Denk aan speurtochten, uitdagingen, schitterende prijzen, opvolgingskwesties, gevechten die moeten worden uitgevochten, nou ja, vul maar aan. Wat dat aangaat, meent Kets de Vries, kunnen leiders ook zelf sprookjes inzetten. Om te illustreren voor welke uitdagingen zij staan. Om medewerkers te overtuigen een bepaald pad te bewandelen. Om de gevolgen van goed en slecht gedrag te illustreren. Om angsten bij veranderingen te verlichten en medewerkers in moeilijke tijden richting te geven.
Metafoor voor beheersing van het zelf
‘Mijn belangrijkste doel bij het gebruik van sprookjes voor de directiekamer is om te benadrukken dat het beheersen van de kunst van leiderschap gepaard gaat met beheersing van het zelf. Leiderschap ontwikkelen is een proces van zelfontwikkeling. Om het zelf te veroveren, zoals verschillende sprookjes aantonen, moeten leiders moeilijke persoonlijke uitdagingen niet uit de weg gaan. Alleen door deze uitdagingen frontaal aan te gaan, zullen ze emotioneel en spiritueel groeien.’
Sprookjes illustreren dat het ontwikkelen van leiderschapsvaardigheden meer inhoudt dan het leren van de nieuwste managementtheorieën, aldus Kets de Vries. ‘Een leider heeft niet alleen de juiste tools nodig. Om een effectieve leider te zijn, moet je je eigen unieke capaciteiten en passies erkennen. Dit houdt in dat je moet leren hoe jij jezelf kunt gebruiken als klankbord voor de mensen om je heen. Dat je moet weten wat er speelt in je direct omgeving. En dat je anderen en vooral jezelf moet begrijpen. Alleen wanneer je weet wat je wilt doen en waarom je dat wilt doen, kun je iets van betekenis bereiken. Sprookjes moedigen bereidwillige leiders aan hun eigen innerlijke zoektocht te beginnen en het verschil te maken’.
Hij hoopt dat het ‘psychologische genezingsproces’ van sprookjes een bron van inspiratie zal blijven, voor elke lezer. Dat sprookjes ‘zullen resoneren met leidinggevenden in elke context, evenals de directiekamer.’ De hoofdpersonages, de helden en heldinnen, die worstelen en uiteindelijk door hun vastberadenheid slagen, kunnen leiders stimuleren hetzelfde te doen.
Natuurlijk, sprookjes handelen in denkbeeldige rijken met een rijk gamma aan pratende dieren en monsterlijke wezens. Het is fictie. Toch denkt Kets de Vries dat lezers de connectie met de echte wereld zullen herkennen. ‘Door zich te identificeren met de personages gaan ze hun eigen interne strijd tussen goed en kwaad begrijpen. Sprookjes vertellen dat het ooit haalbaar is. Dat deugd wordt beloond en dwaasheid gestraft, en dat de zwakken kunnen uitgroeien tot sterken.’