Wat je over storytelling kunt leren van de World Wrestling Federation
Ik begreep daar nooit wat van. Dat studiegenoten -timelapse, we zijn in Utrecht eind jaren tachtig, begin jaren negentig- tot diep in de nacht naar worstelwedstrijden van de World Wrestling Federation (WWF) keken. Die vechtpartijtjes verschenen pas op de buis als er verder werkelijk niks zinnig meer te zien was. Zelfs Mike op Amazing Discoveries zweeg met zijn ‘It’s Amaaaazing!’ Alsof dat telegeworstel iets illegaals was.
Generatiegenoten kennen misschien hun namen nog. Hulk Hogan, Uncle Elmer, André the Giant: elk had in de ring zijn eigen specialiteit, van de scoop slam en de big boot, tot de ghetto drop en de bodyslam. Maar kom op, dat was toch allemaal fake? Welke malloot keek nou naar twee opgepompte kerels in te strakke pakjes die elkaar in een ring zogenaamd meedogenloos te lijf gingen, met honderden -waarschijnlijk betaalde- joelende toeschouwers. Wat een onzin.
Fout, ik zat fout. Leerde ik vorige week vrijdag van Johnny, abonnee van mijn nieuwsbrief en al jarenlang WWF-fan. Natuurlijk was dat gevecht fake, vertelde hij. Dat wisten al die joelende mensen ook. Ze keken immers naar een verhaal. Naar een strijd tussen twee karakters, elk met een eigen geschiedenis. ‘Vergelijk die worsteling in de ring met een gevecht in een actiefilm’, zei Johnny. ‘Ook allemaal nep, want niemand slaat elkaar echt’.
Een good guy (babyface) en een bad guy (the heel) gaan met elkaar op de vuist. Niet zomaar, er is gedoe, er is een conflict met een comeback en een overwinnaar, kortom, een rockybalboaiaans begin, midden en einde. Worsteling en triomf.
Het verhaal begint bij het einde. Bij de einduitslag. Wat heeft de promotor besloten, en daar werken de twee worstelaars naar toe. Met the heel als gemenerik. Die begint cool, dat is het idee, zorgt voor een conflict en probeert met grootse kicks, technische moves en fraaie jumps de sympathie van het publiek voor zich te winnen. Nee nee, niet direct het onderste uit de pan. Zijn ringspecialiteiten bewaart hij voor het laatst.
Vergeet niet, de good guys zijn vaak niet erg populair. Beetje saai figuren ook. Technisch niet erg onderlegd, te braafjes, te weinig gezegend met goede moves, en het publiek houdt nou eenmaal van ondeugende jongetjes.
World Wrestling is storytelling. En zeker, dat was wel het laatste medium waar ik dat verwachtte. Maar ik had het kunnen weten. Worstelen komt uit de wereld van de reizende kermisshows. In een tent konden bezoekers kijken naar sterke mannen die klassiek Grieks-Romeinse worsteltechnieken combineerden met acrobatiek. Ze vertelden een verhaal over goed en kwaad; over de ‘underdog’; over dat het leven niet altijd zo loopt als je zou willen. Het doel van de kermisworstelaars was om de toeschouwers een levensles bij te brengen, omlijst door een sportieve rand. De klassieken revisited.
Een verschil. De verhaallijnen uit het WWF-worstelen lijken op feuilletons, een verhaal in afleveringen. Het zijn korte hoofdstukjes die samen een groot verhaal vertellen. Zoals Eline Vere van Louis Coupersus.
Ook Charles Dickens verkocht zijn romans aan kranten in wekelijkse of maandelijkse delen (‘A Tale of Two Cities’ en ‘Great Expectations’) voordat die in boekvorm verschenen. Hij gebruikte brieven van fans om te kijken hoe populair zijn verhalen en karakters waren. Soms paste hij die aan hun commentaar en verwachtingen aan, waardoor zijn verhalen dikwijls onvoorspelbaar, maar altijd de moeite waard bleven. Shakespeare gebruikte een soortgelijk idee en veranderde zijn toneelstukken op basis van de reacties van het publiek.
Leer van de WWF-scriptschrijvers. Maak van storytelling een serie. Elke wedstrijd is een hoofdstuk. De karakters moeten op zichzelf staan, maar ook passen in dat langere verhaal. Ze ontwikkelen zich -boefjes kunnen veranderen in goede guys en andersom. En ja, het kan een flinke tijd duren voordat een verhaal zich volledig ontrafeld, waardoor je publiek wel moet blijven kijken naar the next game. Omdat ze in je verhaal zitten.
Hou dus je publiek gevangen in je verhaal. Geef ze wat ze graag willen lezen, horen en zien. Maar dan wel altijd met het idee ze te verrassen. Met onverwachte wendingen. Zonder je DNA te verliezen. Zonder je bloedgroep in te ruilen voor een doelgroep. Want luisteren naar je publiek is belangrijk, maar ze mogen nooit jouw stem overnemen. Dan ook zouden ze waarschijnlijk afhaken. Want niemand luistert of kijkt graag naar zichzelf.