Over open en gesloten vragen
Gesloten vragen moet je niet stellen tijdens interviews. Op open vragen krijg je altijd een langer en beter antwoord. Maar klopt dat wel? Over de zin en onzin van open en gesloten vragen, en waarom de burgemeester van Wezel geen ezel heet.
‘Hoe heet de burgemeester van Wééééézel?’
Als je dat zinnetje herkent, ben je waarschijnlijk van dezelfde generatie als ik. En weet je ook direct het antwoord.
Ezel.
Het is een echorijmpje. In mijn lagereschooltijd vooral populair tijdens de Avondvierdaagse als je met de klas onder een viaduct of brug liep. Ik heb het ook langs vele bergen en dalen horen schallen als ik dacht dat ik net even een rustig plekje met mijn lief aan een riviertje had gevonden. Peddelde er weer een stroom toeristen voorbij.
Hoe heet de burgemeester van Wezel.
Er is maar een antwoord mogelijk op die vraag. Zo is er ook maar een antwoord mogelijk op de vraag: wie is de trainer van SC Heerenveen; wat is de hoofdstad van Tuvalu; welke boeken staan in de boeken Top 10; wanneer was de Slag bij Nieuwpoort.
Allemaal open vragen.
Weet je het nog?
Open vragen beginnen met een vraagwoord. Wie, wat, waar, wanneer, welke, hoe en waartoe. Gesloten vragen openen met een werkwoord of een vervoeging daarvan. Dat soort vragen moet je niet stellen tijdens interviews, kreeg ik al snel van senior redacteuren te horen als ik op pad ging voor het AD en HP. Want die vragen kun je immers alleen met een ja of nee beantwoorden. Op een open vraag volgt altijd een langer antwoord, veel beter.
Niks veel beter. Kijk naar het enige antwoord op de burgemeestervraag. Op de trainersvraag. Op de hoofdstadvraag. Op de geschiedenisvraag en de boekenvraag. En zo ken ik andersom flink veel mevrouwen en mijnheren die spontaan epische verhalen afsteken na een gesloten vraag. Weer anderen blijven na een veelbelovende open vraag hangen in de groef van zwijgzaamheid.
Laat dus dat idee nou eens varen dat gesloten vragen altijd fout zijn en open vragen altijd okay. Soms is zo’n gesloten vraag juist beter. Gewoon, omdat je even een feit wilt checken. Of wanneer je gesprekspartner babbelziek is. Met gesloten vragen kun je zijn verbale diarree beteugelen. Kun je zijn warrige verhaal persen in het harnas van concreetheid. Fijn voor de geïnterviewde ook. Die geef je zo meer rust in zijn hoofd. En als bonus krijgt een gesprek meer orde en tucht.
Zet gesloten vragen tijdens een gesprek of interview dus niet bij voorbaat buitenspel. Daarmee doe je ze te kort.
En over die burgemeester van Wezel. Die heet natuurlijk niet ezel. Ook verwijst de naam Wezel niet naar de Duitse Hanzestad Wesel, net over de grens achter Doetinchem, maar naar het Duitse Oberwesel. Dat ligt evenzo prachtig aan de Rijn, om de hoek bij de beroemde Lorelei, een steile rotswand. En dat was jarenlang een prima plek voor een lekkere ezelecho.
De ezel van Wezel is dus eigenlijk de ezel van Oberwesel en daar heet de burgemeester Marius Stiehl. Maar ja, die naamt echorijmt niet lekker.